Verdiepend vennootschapsrecht

Nog geen lidkaart?
Bestel hem hier!
Studiepunten
6
Docent
Hans De Wulf
Moeilijkheidsgraad
5
Beschrijving

Door persoon 1: Varieert naargelang het gemoed van de prof. Een aantal aspecten van het vennootschapsrecht worden verder uitgediept en besproken. De prof vraagt interactie, er staan punten op medewerking in de les. Er is een individuele taak (casus) die op punten staat, verder zal de prof vragen nog een aantal andere casussen op te lossen tegen de volgende les, maar die staan op zich niet op punten. Het examen is zelfstudie en is een kortere versie van de cursus vennootschapsrecht (3e bachelor). Als je houdt van de typische manier van lesgeven van professor De Wulf zit je goed, want in kleine groep is de les net nog iets chaotischer dan in de colleges vennootschapsrecht. Daarnaast is serieuze interesse in vennootschapsrecht ook wel vereist, want er wordt in de les diep ingegaan op bepaalde onderwerpen 

Door persoon 2: Dit vak bouwt verder op het algemeen vak over vennootschapsrecht uit het derde bachelorjaar. Je leert verder over de structuren van de grote kapitaalvennootschappen (vooral NV’s dus) en dient zelf vragen op te lossen over de rechten en plichten van bestuurders en aandeelhouders. 

Curcusinformatie

Persoon 1: Documentatiebundel en syllabus via de vakgroep te verkrijgen. Documentatiebundel van 600blz, hiervan zijn 160 blz te kennen voor het examen. 

Persoon 2: Er is een cursus van ongeveer 180 pagina’s die als leerstof dient voor een klein examen in juni (zie hieronder voor meer informatie), maar voor de rest ben je vooral aangewezen op hetgeen de prof vertelt in de les. Prof. De Wulf zorgt wel voor een extra pak documentatie, maar die is vooral voor de geïnteresseerden en is als dusdanig niet te kennen.

Evaluatievorm

4/20 op schriftelijk examen (zonder wetboek) basiskennis vennootschapsrecht. Dit betreft leerstof die als dusdanig niet meer behandeld wordt in de grondige studie, maar die geacht wordt verworven te zijn in de bachelorjaren. De ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is (sommige)studenten te dwingen enkele basisbeginselen opnieuw te studeren om te vermijden dat zij enkel kennis overhouden over de tijdens de grondige studie behandelde onderwerpen, maar basisregels uit het vennootschapsrecht niet meer beheersen. Op dit examen moet men zich dus door zelfstudie voorbereiden, de stof – afgebakend in de ter beschikking gestelde slides – wordt niet systematisch in de lessen herhaald. 

4/20 op voorbereiding op de lessen aan de hand van lectuuropdrachten en kleinere opzoekopdrachten waarover soms ook beknopt en informeel schriftelijk gerapporteerd moet worden. De voorbereiding wordt tijdens de les getest door spontane medewerking, beantwoorden van vragen, geven van heel korte en informele presentaties over een voor te bereiden probleem 

12/20 op mondeling examen over één topic dat tijdens de lessen behandeld is (bv. “groepsrecht” of “ wettelijke en conventionele geschillenregelingen” of “obligatiefinanciering”). Dit onderwerp wordt door de lesgever aan de student toebedeeld in mei.  De student wordt dan geacht zich grondig over dit onderwerp voor te bereiden, op basis van de lessen maar idealiter ook door nog wat bijkomende literatuur door te nemen. Het examen neemt dan de vorm aan van een conversatie met de examinator over het thema, waarbij minder (maar ook) naar concrete kennis als wel naar inzicht in de materie gepeild wordt. Het is in elk geval de bedoeling het examen een minder schoolse vorm dan in de bachelorjaren gebruikelijk te laten aannemen en meer de vorm te geven van een gesprek dat assistenten met een prof (of de ene prof met de andere) of advocaten met elkaar over bepaalde juridische problemen hebben. 

Studenten die niet aan alle evaluaties deelnemen zullen als niet geslaagd worden verklaard voor dit opleidingsonderdeel. Concreet betekent dit, dat wanneer de eindscore toch een cijfer van tien of meer op twintig zou zijn, de eindscore wordt teruggebracht tot het niet delibereerbaar cijfer van 7/20.

Hoorcollege

Persoon 1: De examenleerstof behelst niet wat in de lessen wordt gegeven, maar wat in de syllabus staat (zelfstudie). Maar aangezien er punten staan op medewerking in de les is het toch aan te raden naar de lessen te gaan, al is een les missen geen ramp. Soms moeten casussen worden voorbereid tegen de volgende les en zal de prof vragen stellen. De casussen zelf staan niet op punten. 

Persoon 2: Voor dit vak is het dus aan te raden om veel lessen te volgen. Prof. De Wulf vindt zijn hoorcolleges trouwens verplicht. Hij stelt af en toe vragen in zijn les en noteert dan de namen van de personen die antwoorden. Als hij een vraag stelt en niemand kan direct antwoorden, neemt hij ook zijn namenlijst erbij en als die persoon meermaals niet aanwezig is, kan dat een paar punten kosten op de eindscore voor het vak.

Werklast

Persoon 1: Gemiddeld. De individuele taak vraagt het meeste werk, maar op een weekje is die opgelost. De taak is 5 à 10 pagina's (de prof heeft het graag kort) en is een bespreking van een casus. Het examen zelf is een lachertje (dixit de prof). 

Persoon 2: De grootste werklast zit hem in het oplossen van de casus, waar je toch zeker een paar dagen werk kan aan hebben, maar eenmaal je paper ingediend is, hoef je niet echt meer in te zitten met dit vak. Met maximaal drie dagen blokken kun je het examen in juni haast foutloos oplossen en zo nog extra punten sprokkelen.